-
1 assimileren
-
2 gebiedend
1 [gebod, bevel uitdrukkend; ook taalkunde] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 impératif 〈v.: impérative〉; 〈 bijwoord〉 impérativement♦voorbeelden:gebiedend spreken • prendre un ton de commandementiets gebiedend zeggen • dire impérativement qc. -
3 geslacht
♦voorbeelden:een adellijk geslacht • une famille noblehet sterke geslacht • le sexe forthet zwakke geslacht • le sexe faible -
4 het assimileren
het assimileren -
5 trap
♦voorbeelden:de trap afgaan • descendre l'escalierde trap opgaan • monter l'escalierop de trap • dans l'escalierop één trap wonen • habiter sur le même palieriemand een trap geven • donner un coup de pied à qn.〈 figuurlijk〉 iemand een trap nageven • donner le coup de pied de l'âne à qn.een hoge trap van ontwikkeling • un haut niveau de civilisationde overtreffende trap • le superlatifde vergrotende, vergelijkende trap • le comparatif5 op de hoogste trap van de maatschappelijke ladder staan • se trouver au plus haut degré de l'échelle sociale -
6 vragend
♦voorbeelden:een vragend voornaamwoord • un pronom interrogatifeen vragende zin • une (phrase) interrogativeiemand vragend aanzien • interroger qn. du regardvragend de wenkbrauwen optrekken • lever les sourcils d'un air interrogateur -
7 antecedent
♦voorbeelden: -
8 betrekkelijk
♦voorbeelden:betrekkelijk voornaamwoord • relative pronoundat is betrekkelijk • that depends (on how you look at it)alles is betrekkelijk • everything is relativeII 〈 bijwoord〉♦voorbeelden:1 alles gaat betrekkelijk goed • things are going well, consideringbetrekkelijk goedkoop • relatively cheap -
9 conjunctie
-
10 constituent
-
11 contrastief
-
12 coördinatie
-
13 creolisering
-
14 defectief
-
15 denotatie
-
16 diachronie
-
17 inversie
-
18 meervoudig
-
19 morfologie
-
20 onscheidbaar
♦voorbeelden:
Перевод: с нидерландского на все языки
со всех языков на нидерландский- Со всех языков на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Французский
ook taalkunde
Страницы